Annejet van der ZIjl. Sonn boy. Amsterdam: Nijgh en Van Ditmar, 2004.

Wat houd ik toch van onbekende mensen! Als er op radio en tv dan toch uitgebreide interviews moeten worden afgenomen, waarom dan altijd met mensen die al bekend zijn? Ja, de voorbereiding is makkelijker (er zijn al eerdere interviews) en je weet zekerder dat die mensen iets kunnen vertellen. Maar hoeveel rijke schatten gaan er niet verloren door je te richten op mensen die hun leven hebben vergooid met filmen, schrijven, schilderen, presenteren en beroemd zijn, in plaats van het zinvol te besteden aan leven.

Wat houd ik toch van non-fictie! Althans, ik houd ook heel veel van fictie, natuurlijk, maar je hebt de indruk dat dat genre soms teveel op een voetstuk staat: je bent pas een echte schrijver wanneer je je eigen verhalen verzint. Terwijl sommige schrijvers veel beter uit de verf zouden komen wanneer ze dichter bij de werkelijkheid zouden blijven.

Waarom het, gegeven dit alles, tien jaar heeft moeten duren voor ik Sonny Boy van Annejet van der Zijl ben gaan lezen, dat zal wel altijd onduidelijk zijn. Het is een boek zoals een boek moet zijn: een heel goed geschreven verhaal van mensen over wie niemand gehoord zou hebben als Van der Zijl niet over hen geschreven had, maar wiens verhaal je verbaast en ontroert: het verhaal van de veertigjarige getrouwde Hollandse Rika die een zeventienjarige Surinaamse kostganger Waldemar in huis neemt en verliefd op hem wordt, een relatie met hem begint – totdat de Tweede Wereldoorlog hen komt overspoelen. Ze worden gepakt omdat ze onderduikers hebben in hun pension, en overleven allebei de oorlog niet.

Dat is allemaal verbazingwekkend genoeg, maar het einde is ronduit verscheurend. Waldemar overleeft kamp Neuengamme – de SS'ers vonden donkere mensen eerder curieus dan bedreigend en omdat hij zo lang in het kamp verbleef werd hij nooit een anonieme figuur –, maar bevond zich op een boot met ex-kampgevangen die onmiddellijk na de bevrijding van het park per ongeluk door Britse piloten werd bestookt. Omdat hij kon zwemmen, overleefde hij dat ook, maar werd toen hij uitgeput het strand opstapte alsnog door een nazi doodgeschoten.

De rijke geschiedenis die aan dat abrupte treurige einde voorafgaat – het geluk dat mensen in de jaren dertig ondanks alle benepenheid en oorlog en armoe en treurnis met elkaar konden hebben – wordt zo goed geschilderd dat je er op de een of andere wonderlijke manier zelf nostalgisch van wordt: het is alsof je de dagen in dat pensioen hebt meegemaakt, alsof je Rika en Waldemar zelf gekend hebt. Het doet je beseffen dat het verleden niet alleen van die wezenloze beroemdheden heeft gezien, maar ook echte mensen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.