Joris Luyendijk. Dit kan niet waar zijn. Onder bankiers. Amsterdam: Atlas Contact, 2015.

Joris Luyendijk laat al jaren zien dat antropologie heel goede journalistiek kan opleveren en de beste antropologie misschien wel journalistiek is. Terecht merkt hij in dit boek, over de tweeënhalf jaar die hij in de nog altijd durende nasleep van 2008 doorbracht in de City, op dat economen eigenlijk nooit veldwerk doen.

Economen zitten in een model van de wetenschap die veldwerk eigenlijk niet toelaat, al zegt Luyendijk dat er niet bij: te arbeidsintensief, het levert te weinig 'harde' data op waarop je echte statistiek kunt doen, dat op zijn beurt weer leidt tot publicatie in de prestigieuze tijdschrifte. Economen zijn niet zo geïnteresseerd in de menselijke factor. En de meeste economisch journalisten zijn economen.

Luyendijk schrijft sowieso weinig over economen: hij sprak 200 mensen die vooral voor banken werken, maar hij schetst daarmee een treffend portret van hoe het mis kon gaan. Het cliché-beeld van de grote graaiers klopt niet – zo iemand komt in het boek eigenlijk niet voor. Het is erger. Wanneer het over een aantal graaiers ging, kon je die eruit gooien en verder gaan. Luyendijk beschrijft een systeem waarin ambitie en hard werken en willen winnen en geen grenzen kennen een keer is dolgedraaid en ons allen op de rand van de afgrond heeft doen balanceren. En nog altijd voortbestaat.

Door zijn beschrijvingen kun je je heel goed voorstellen hoe het gaat. Je komt in een club van heel slimme, hardwerkende mensen, in een wereld waar je kunt bewijzen wat je waard bent, hoe goed je bent. Het geld is wel belangrijk, maar vooral als teken dat je als mens echt iets waard bent. En je laat je erin meeslepen, je bedenkt knappe 'financiële producten', en bent intelligent genoeg om de controles te omzeilen terwijl je nog wel binnen de grenzen van de wet werkt. Mij lijkt dat op een bepaalde manier allemaal best aantrekkelijk: ik houd ook van hard werken en iets laten zien, al ben ik blij dat ik het niet op die manier hoef te doen.

Ik heb door een kronkel op mijn levenspad in 2006-7, vlak voor de bubbel barstte, ook wel wat van die mensen leren kennen, en gezien wat de aantrekkingskracht ervan was, al bleef ik altijd trots op mijn geesteswetenschappelijke achtergrond waarvan die mensen vonden 'dat het niets bijdroeg aan de maatschappij', terwijl je nu zou zeggen dat het tenminste ook geen schade toebracht.

Luyendijk brengt zijn boek ook als een waarschuwing: er is aan het syteem te weinig wezenlijk veranderd, het probleem wordt nog altijd te weinig serieus genomen. Door de menselijke factor blijft die dreiging wel een beetje op de achtergrond, vind ik. Je snapt wel dat het een groot probleem is, maar doordat de meeste van die bankiers in essentie toch allemaal aardige mensen blijken, zie je de ernst van een en ander gemakkelijk over het hoofd.

Reacties

Gaston Dorren zei…
"Economen zijn niet zo geïnteresseerd in de menselijke factor." Blijft bijzonder voor een sociale wetenschap. Al heb je, eerlijk is eerlijk, inmiddels een interessante minderheid onder economen die juist wél de menselijke psychologie centraal stelt.
Ik had misschien beter kunnen zeggen: de menselijke maat. Of nog beter: de individuele mens. Voor heel veel soorten sociale wetenschappen valt die weg, al gaan veel economen daar nog wel wat verder in dan andere wetenschappers. Eigenlijk zijn antropologen daar de uitzondering; dat is precies waarom die antropologische blik van Luyendijk journalistiek zo goed werkt.

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.