Jonathan Franzen. The Kraus Project. London: Fourth Estate, 2013.

Thuis heb ik tientallen dikke delen staan met alle aflevering van Die Fackel gebundeld, het tijdschrift dat de Oostenrijkse satiricus en schrijver Karl Kraus tussen 1899 en 1936 uitgaf en volschreef. Ik heb het bijna 25 jaar geleden geërfd van mijn grootvader en er nooit ingekeken – dat zou ooit nog wel eens komen. Of opa er zelf wel in gelezen had, weet ik niet. De delen zien er nog betrekkelijk maagdelijk uit.

Jonathan Franzen vind ik een interessante Amerikaanse schrijver. Daniel Kehlmann vind ik een interessante Oostenrijkse schrijver. Franzen heeft nu, met hulp van Kehlmann en een Kraus-deskundige een tweetalige editie uitgebracht van enkele essays van Kraus, onder de naam The Kraus Project, die het geloof ik onwaarschijnlijker maakt dat ik Die Fackel ga lezen.

Op zich is The Kraus Project een fascinerend boek, het soort boeken dat ik graag lees, omdat ze zo lekker ingewikkeld in elkaar zitten. Links staat de Duitse tekst, rechts de vertaling, maar er zijn ook heel veel, soms pagina's lange en vaak heel persoonlijke voetnoeten van Franzen, onder andere over zijn tijd als jonge twintiger in Duitsland, waar hij in aanraking kwam met Kraus. Bovendien worden die voetnoten dan weer aangevuld met opmerkingen van Kehlmann en Reitter, de deskundige.

Maar het animeert allemaal uiteindelijk niet heel erg voor Kraus. Er wordt wel heel sterk de nadruk gelegd op hoe moeilijk Kraus' stijl is, hoe sterk hij geloofde in een moeilijke, ondoordringbare stijl, en hoe veel van zijn onderwerpen ook wel erg tijdgebonden zijn. Kraus was een buitengewoon eigengereide persoon die zich aan niemand iets gelegen liet liggen (en dat ook niet hoefde omdat hij van het familiekapitaal kon leven) en dat dan ook niet deed. Maar bij die niemand hoort dan ook de lezer van honderd jaar later.

Franzen bewondert die eigengereidheid, geloof ik, en kan zich als succesvol auteur inmiddels ook het een en ander veroorloven, zoals de uitgave van dit toch tamelijk ondoordringbare boek, waarin Franzen de strijd van Kraus soms in willekeurige moderne richtingen doorzet: tegen de sociale media bijvoorbeeld, die geloof ik de kwaad van alles zijn.

Mij doet zo'n aanval dan eigenlijk alleen maar meer van het internet houden: van de mogelijkheid om geliefden te kunnen zien, ook als ze 1700 kilometer verderop zitten, om bijna alle gewenste muziek en vrijwel ieder gewenst boek meteen binnen te kunnen halen, en zelfs van het amusement dat de sociale media bieden. Ik voel daar geen verarming in, alleen verrijking.

Ik ben wel blij dat ik The Kraus Project gelezen heb, omdat het handzaam een beeld geeft van Kraus, zijn stijl, zijn manier van denken. En ooit zal ik Die Fackel misschien nog weleens inzien – als ik ineens enorm gegrepen wordt door de behoefte in moeilijk proza over actualiteiten uit het begin van de twintigste eeuw in Wenen te lezen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.