James Wood. How Fiction Works. Cape, 2008.

Wat is deskundigheid toch iets moois! Vooral deskundigheid over dingen die overal om je heen zijn. Ik herinner me dat ik als kind ooit een rondleiding in een oude boerderij meemaakte en dat de gids over ieder klompje stof dat op tafel lag met gemak een half uur kon vertellen, en dat je door dat vertellen voor je ogen dat klompje stof in een amulet ziet veranderen.

Dat heb ik altijd gewild, van iets alledaags alles weten. En dat fascineert me nog steeds – iemand tegenkomen die me van alles kan laten zien in dingen die ik al zo vaak heb gezien.

Zoals James Wood doet met de roman in How fiction works. Er zijn heel veel boeken over romanschrijven, maar ik heb er nog nooit een gelezen dat zo duidelijk leert om goede romanschrijvers beter te lezen – beter te begrijpen wat ze met hun stijl kunnen doen, en hoe in ieder geval een bepaald, klassiek, post-Flaubertiaans type schrijver een roman maakt.

De kern van een goede roman voor Wood is psychologie, het opbouwen van een geloofwaardig en interessant karakter. Dat hoeft niet per se een 'rond' karakter te zijn, wanneer het maar minstens één verrassing veroorzaakt, en wanneer de schrijver in zijn beschrijving maar rekening houdt met de wereld waarin dat karakter leeft. Ook, of juist, in de vrije indirecte rede zou bijna ieder woord dat de schrijver kiest als het ware ook door het karakter gekozen kunnen zijn, en is iedere beeldspraak gekozen uit de wereld waarin zo'n karakter leeft.

Een sleutelwoord in de vorige zin is dan wel ook nog bijna, want door af en toe een draaitje te geven en nét een ander woord te kiezen dan het karakter zou doen, kan de schrijver de zaak ook nog een ironische draai geven en daar houdt Wood ook van.

Daarmee worden natuurlijk heel veel boeken overgeslagen – boeken waarin de karakters niet zo duidelijk zijn, bijvoorbeeld, of waarin vooral een heleboel gebeurt, of zelfs waarin het verhaal door een ik-figuur wordt verteld.

Maar dat doet er niet toe. Heel, heel, heel (heel) veel goede romans hebben op zijn minst deze component en door zijn eigen prachtige stijl en zijn goedgekozen voorbeelden en de precisie waarmee hij deze analyseert, ga je die beter zien; en bovendien leer je er – of: leerde ik er – ook echt beter van lezen, en kreeg ik zin om stof van allerlei oude boeken af te blazen om er de amulet onder te zien.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.