David Van Reybrouck. Tegen verkiezingen. De Bezige Bij, 2013.

De politiek draait de laatste jaren aan de ene kant almaar om de gewone man, en soms zelfs om het volk, of nog sterker, het gewone volk. Er wordt gesproken over een diplomademocratie, over een kloof tussen de hoger en de lager opgeleiden, over wantrouwen in de politiek, onbegrijpelijk wantrouwen. En al dat gepraat gebeurt door hoger opgeleiden, door intellectuelen terwijl de lager opgeleiden kennelijk niet veel beter weten te doen dan te stemmen op cynische schreeuwlelijken die niet veel beter weten te doen dan hen van de regen in de drup te helpen. Of thuis te blijven bij verkiezingen.

Ook David Van Reybrouck is een intellectueel, maar hij komt met een interessante suggestie: dat het idee van een electorale democratie eigenlijk een tegenspraak is. Dat kiezen altijd betekent dat er een elite ontstaat, dat van de gekozenen, en dat het dus leidt tot een aristocratie. En dat het door de invoerders van de electorale democratie, zoals de voormannen van de Franse revolutie ook zo bedoeld is.

Van Reybrouck argumenteert in dit essay voor de loting als alternatief. Zo'n systeem heeft allerlei voordelen. De mensen hoeven niet herkozen te worden, dus ze kunnen meer tijd en aandacht besteden aan het luisteren naar argumenten dan aan het maken van theater. Bovendien raken mensen meer betrokken, ja, zijn ze zelfs aantoonbaar vrijer, wanneer ze af en toe zelf echt mee kunnen beslissen. Bovendien is die beroemde kloof in een klap gedicht.

Tegen verkiezingen is met recht een essay, een proeve, een gedachtespinsel. Het presenteert geen kant en klaar model, al besteedt het wel aandacht aan enkele mensen die aan zulke modellen werken. Het laat allerlei vragen open: geldt die loting alleen voor de controlerende macht, of ook voor de uitvoerende macht? Zo niet, hoe moeten ministers dan worden aangewezen? En wat te doen met die andere, veel mindere democratische machten (de financiële markten, ik zeg maar wat) die helemaal niet democratisch zijn – vormen die geen urgenter probleem?

Maar dat die vragen worden opgeroepen, lijkt mij geen bezwaar. Van Reybrouck nodigt uit tot nadenken, tot overdenken, juist door te laten zien hoe we een van de kennelijk heiligste principes van de moderne Westerse staatsvorm misschien juist wel heel profijtelijk overboord zouden kunnen zetten. En hoe belangrijk en urgent het is om daarover na te denken en te debatteren.

Hoewel dat bijna tegenovergesteld lijkt aan de strekking van het boek, laat het wat mij betreft tegelijk zien hoeveel behoefte we hebben aan intellectuelen, mensen met een hogere opleiding die bereid zijn die hogere opleiding in te zetten voor de publieke zaak: ideeën te vormen en te formuleren, discussies daarover te beginnen en initiatieven. Die mensen hoor je, juist ook in onze diplomademocratie, veel te weinig.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.