Paul Levrie en Rudi Penne. De pracht van priemgetallen. Amsterdam: Prometheus, 2014.

Priemgetallen zijn mijn favoriete onderwerp aller tijden. Het is dat je om ze je leven lang te mogen bestuderen eerst nog allerlei andere onderwerpen moet bestuderen, anders was ik nooit taalkundige geworden.

Waarom ik een boek koop dat De pracht van priemgetallen heet, hoef ik dus niet uit te leggen. Ik heb het ook braaf uitgelezen, al was dat gaandeweg wel met steeds meer tegenzin. Pas op het eind werd dat beloond.

Wat mij betreft is De pracht een voorbeeld hoe het niet moet, populariseren. Er zit weinig duidelijke lijn in. De auteurs vergeten net iets te vaak écht uit te leggen wat er nu interessant is aan die priemgetallen. Het boek zit te vol flauwe grapjes:
Dat sommige wiskundigen vullen met het opsporen van priemgaten (...) lijkt op het eerste gezicht de wereldvreemdheid van het vak wiskunde te bevestigen. Op het tweede gezicht ook.
Het boek bestaat feitelijk uit allerlei korte stukjes, waar meestal iets wordt verteld over het leven van een bepaalde wiskundige en dan iets over wat die wiskundige tijdens dat leven aan wiskundigs ontdekte. Ik neem aan dat die levens erbij zijn gehaald om de zaak te verlevendigen. Omdat ze niet erg geanimeerd geschreven zijn, leiden ze echter eerder af.

Pas helemaal op het eind, in het allerlaatste stukje komt het weer een beetje goed als de auteurs een aantal onopgeloste raadsels bespreken; zoals het vermoeden dat ieder even getal als de som van twee priemgetallen geschreven kan worden. Hoe is dat mogelijk? De voelbare eigen verbazing van de auteurs, die brengt de vraag pas echt tot leven.

Wat jammer dat ze dat middel niet wat vaker hebben ingezet.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.