Maxim Februari. De maakbare man. Amsterdam: Prometheus, 2013.

M. Februari heeft altijd een spel met identiteiten gespeeld. Hij heeft een periode gehad dat hij een andere naam gebruikte voor wetenschappelijk werk (M. Drenth) dan voor literair werk (M. Februari). Hij heeft een proefschrift geschreven onder beide namen. Hij heeft op verzoek van de Volkskrant van het initiaal M ooit de voornaam Marjolijn gemaakt, en die naam meegenomen naar NRC Handelsblad. En nu heeft hij ervoor gekozen om een man te zijn en zich Max te noemen.

M. Februari is een van de interessantste schrijvers van ons land, onder andere vanwege zijn ernst en zijn verwondering – de interessante combinatie van filosofische reflectie en nuchtere alledaagsheid. Dat alles zet hij ook in dit boek in, De maakbare man, een kort en kraakhelder boek over zijn besluit om testosteron tot zich te nemen en dus (nog meer) man te worden.

Toch valt het boek een beetje tegen. Het is erg duidelijk dat Februari eigenlijk niet al te veel over de zaak wil zeggen en zich niet al te veel wil uitspreken. Hij wil niet de rest van zijn leven een transgender zijn, of een woordvoerder van de transgenders. Hij weet dat er nu allemaal vragen gesteld gaan worden, en De maakbare man is een soort FAQ, een lijst met korte antwoorden op de meest gestelde vragen.

Dat is misschien nodig voor Februari zelf, om te voorkomen dat hij al die antwoorden op soms onbeleefde vragen steeds moet geven; hij heeft nooit gehouden van het prijsgeven al te veel private details (hij heeft ook nooit verteld hoe het kan dat zijn officiële naam 'Drenth von Februar' was, terwijl hij van huis uit Drenth heet). De maakbare man lijkt me ook een heel prettig boek voor mensen die zelf met hun sekse-identiteit worstelen, vanwege de nuchtere toon en het gebrek aan zelfmedelijden.

Voor andere lezers is het wel een beetje jammer. Hét fascinerende aan mensen die zo'n transitie meemaken is – Februari noemt het wel even – dat die mensen het leven lijken te hebben meegemaakt aan twee kanten van de grootste kloof die er door de mensheid heen gaan; dat ze de wereld kennen als man én als vrouw. Februari raakt dat wel even aan, maar moet dan weer snel door naar een verhandelingetje over de vraag waar de testosteron eigenlijk vandaan komt die hij moet slikken.

De paar stukjes die hij wel aan de kwestie wijdt, vind ik het interessantst en trouwens ook het bizarst. Zo blijken allerlei mannen hem allerlei klachten over het man-zijn te hebben toegestuurd waar ik me niets bij kan voorstellen. Dat je je iedere dag moet scheren bijvoorbeeld – ik zou er niet eens opkomen, die paar minuten per dag, die ook niet per se onprettig zijn, als een enorm ongemak aan te wijzen. Een andere klacht: dat vrouwen je zo onheus en vijandig bejegenen en dat mannen je met zoveel aggressie aankijken. Ik weet er allemaal niets van, het heeft met mijn mannelijkheid te maken.

Hij is een interessante denker, maar denkt hier eigenlijk niet zo graag over na.Ik begrijp ook wel waarom: hij vindt dat hij de wereld niet van twee kanten heeft meegemaakt, hij is nu eenmaal een man, zij het een 'met een verleden', dus ook hij weet eigenlijk niet zit met die twee kanten van de kloof. Het ligt misschien aan mij, misschien was mijn verwachting te hoog gespannen, maar ik had gehopen toch wat meer over de kloof te lezen.


Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.