Robbert Dijkgraaf. Het nut van nutteloos onderzoek. Amsterdam: Bert Bakker, 2012

'U kent het type wel', schrijft Robbert Dijkgraaf in Het nut van nutteloos onderzoek. 'Meerdere studies, een brede interesse, muzikaal, sportief, en dan ook nog eens heel erg aardig.' Hij heeft het dan over jonge studenten, maar de lezer denkt: ja, natuurlijk, ik ken zo iemand. Robbert Dijkgraaf!

Schrijven kan deze briljante fysicus, kunstenaar en bestuurder ook nog eens als de beste. Zijn boek, waarin allerlei verspreide teksten van de afgelopen jaren zijn opgenomen (columns uit de NRC en Folia, zijn jaarlijkse toespraken als president van de KNAW) leest als een trein. Al moet ik er wel bij zeggen: als een trein die misschien net iets te lang is.

Het eerste deel, waarin vooral de langere columns uit NRC Handelsblad staan, heb ik ademloos gelezen. Eloquent, helder, geestig verdedigt Dijkgraaf de wetenschap. En dan niet alleen zijn eigen vak — hier heb je nu iemand van wie je zou kunnen vermoeden dat hij echt van alle soorten wetenschap oprecht houdt, van zijn eigen natuurkunde tot en met (tja, wat zit er aan de andere kant? Laten we zeggen:) de geschiedenis. Alleen voor de economie heeft hij, ergens verstopt, een klein sfeertje over. Hij vergelijkt het voor de grap met de astrologie en vindt dan niet zoveel verschillen.

Ik moet er wel bijzeggen dat naar het eind de vaart er een beetje uitgaan. Er komen dan veel kortere stukjes uit Folia, en dat leest niet zo lekker. Er komen noodzakelijkerwijs wat meer herhalingen (je moet een bepaald punt in ieder stukje steeds weer uitleggen), er is minder eindredactie (rare constructies als 'In de tijd van Linnaeus was het toen nog mogelijk' of 'die factor 1200 in veiligheid tussen trein en motor zou men toch gemakkelijk tot een fan van het openbaar vervoer maken', spelfoutjes als 'zo'n grote taart (...) helemaal versiert met hagelslag', vergissinkjes als dat Dijkgraaf denkt dat de conducteur degene is die een trein bestuurt. Dat is allemaal niet erg, het maakt Dijkgraaf menselijker. Maar het smaakt en ruikt naar krant en niet naar een boek. Het was vast leuk om het indertijd allemaal in Folia te lezen, maar in een boek had het van mij niet gehoeven.

Maar het goede nieuws is natuurlijk: je hoeft dat allemaal niet te lezen. Je kunt lekker de essays aan het begin genieten en dan nog een beetje wat grabbelen in het snoepgoed aan het eind. En de man bewonderen die dat allemaal kan!

 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.