Howard Jacobson. Zoo Time.

Guy Ableman is een schrijver in een tijd waarin uitgevers al in paniek raken als ze een schrijver zien aankomen – bang dat hij misschien wel eens een goed boek geschreven zou kunnen hebben. Dat ze dan moeten uitgeven, terwijl niemand het meer wil hebben.

Het is niet zijn enige probleem. Een ander is dat hij verliefd is op, of in ieder geval verlangt naar, zijn schoonmoeder, Polly, die nooit een boek gelezen heeft.

Zoo Time is een satire op de moderne letterkundige wereld, waarin er veel te veel schrijvers zijn, en eigenlijk nauwelijks nog lezers. De paar lezers die Ableman tegenkomt, lijken alleen maar te lezen om de schrijver tijdens een literaire avond onder de neus te kunnen drukken wat een hekel ze eigenlijk aan zijn schrijfstijl en zijn onderwerpen hebben. Bijna iedereen in het vak gaat eraan onderdoor, verschillende agenten plegen op een krankjoreme manier zelfmoord en worden vervangen door jonge dingen die nog bij Ableman op schoot gezeten hebben. Zijn vrouw schrijft vervolgens een boek over haar relatie met haar moeder, en loopt dan bij hem weg. Uiteindelijk overleeft ook Ableman alleen maar door onder de naam Guido Cretino zoetsappige boeken te schrijven over geweldige, prachtige, sterke vrouwen – kortom, boeken waarover de lezeressen zich verbazen: hoe kan een man zich zo inleven in een vrouw?

Ik was Zoo Time vooral gaan lezen omdat ik op de radio Nausicaa Marbe zeer enthousiast over het boek had horen vertellen. Ze struikelde over haar woorden, zo prachtig vond ze het allemaal. Welnu, ik zou niet zo over mijn woorden struikelen. Het is best een aardig boek, Zoo Time, maar heel grappig is het niet – en hoewel ik geloof ik nog nooit een boek heb gelezen over de instortende literaire wereld, had ik tegelijk het gevoel dat ik het allemaal weleens gehoord had. Jawel, niemand leest meer. En wat dan nog?

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.