P.F. Thomèse. De weldoener. Amsterdam: Contact, 2010.

P.F. Thomèse. De weldoener Een van de prettigste dingen die je kunnen overkomen in een lezend leven is dit: je begint een boek vol scepsis, omdat die schrijver natuurlijk niks kan zijn, waarom zou je dat nou lezen, wat moet je ermee; en dan ineens ontdek je dat het een goed boek is dat je leest, een boek waar je nog lang over na kan denken, en dat je kijk op de wereld toch weer een beetje veranderd heeft.

Zoiets overkomt je natuurlijk niet vaak, zeker niet als je volwassen bent. Want waarom zou je boeken gaan lezen waar je sceptisch over bent? Alsof er op de wereld niet genoeg te lezen is dat je graag eens zou willen lezen of herlezen. Alleen om die ervaring van verrast te worden hoef je het ook niet te doen — want meestal word je nu eenmaal niet verrast.

Nou, het overkwam me weer eens. Ik had de twee recentste boeken van P.F. Thomèse gekocht als e-boeken. Eerder had ik nooit iets van hem gelezen, mijn voordeel was dat hij hopeloos saai zou zijn; maar Thomèse is de komende periode gastschrijver van de Leidse letterenfaculteit waar ik werk, en ik schrijf een column over boeken voor de lokale nieuwsbriefn. Dus ik voelde het als mijn plicht om nu eens kennis te nemen van het werk van deze schrijver.

Het eerste boek dat ik las, Grillroom Jeruzalem, een non-fictieboek, was me bovendien niet meegevallen. En dan nu een hele roman van die man lezen? Zou dat wel wat worden?

Het werd wat. Ik wil nu niet meteen zeggen dat dit een groot meesterwerk was. Ik vond de stijl af en toe wat onbeholpen:

Verrukt door haar verleider en ontrukt aan haar familie. Door haar redder en ridder die haar schaakte op zijn witte paard. Eén recht, één averecht... en weg, de blanco toekomst in.

De schrijver heeft hier wel zijn best gedaan met dat tegenover elkaar plaatsen van verrukken en ontrukken en die redder en ridder, maar dan begint hij ineens, op niets af, te breien ('één recht, één averecht') en het beeld van de blanco toekomst komt ineens weer uit een heel andere hoek zonder dat het nu erg interessant is. Je zou kunnen zeggen dat hier nu eenmaal de cliché-matige gedachtewereld van een personage wordt weergegeven, maar ik vind het toch prettiger als iedereen in een boek zich een beetje behoorlijk uitdrukt. (Tenzij er bijvoorbeeld een komisch effect wordt beoogd met iemands kreupele taalgebruik.)

Alleen, na een pagina of honderdvijftig, vielen dit soort dingen me niet meer op. Wat ik slecht vond aan Grillroom Jeruzalem wordt in dit fictiewerk ineens een voordeel. Zoals de schrijver zelf in zijn non-fictie werk zit in deze roman ineens ieder personage gruwelijk opgesloten in zichzelf. Men bekijkt elkaar, men gebruikt elkaar, maar op geen enkel moment komt het tot werkelijk contact. Bovendien wil in ieder geval de hoofdpersoon, een componist die Theo Kiers heet maar zichzelf om interessanter te zijn Sierk Wolffensperger noemt, wanhopig tot in de hemelen stijgen maar wordt door de omstandigheden telkens tot de lulligheden gedwongen: zelfs als hij met zijn grote liefde naar een romantische boshut in Zwitserland ontsnapt, blijkt hij op een terreintje met aangeharkte vakantiehuisjes terecht te komen.

Ik weet niet zeker of ik de volgende roman van Thomèse meteen ga laden als hij verschijnt. Maar te zijner tijd ga ik zeker nog iets van hem lezen; en ik heb nu toch maar mooi een van de prettigste dingen meegemaakt die je als lezer kunnen overkomen.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.