Ada Csiszár (red.) Selektitaj leteroj de Kálmán Kalocsay 1927-1975. Budapest: Csiszár, 2006.

De Hongaarse arts Kálmán Kalocsay had een eigenaardige hobby: avond aan avond vertaalde hij gedichten en toneelstukken - van Catullus tot Shakespeare, van Petőfi tot Heine. Hij bedacht de juiste metrische systemen om al die gedichten uit al die tradities te kunnen vangen, want de taal waarin hij werkte had nog nauwelijks een literaire traditie: het Esperanto.

Uit de in dit boek verzamelde brieven -- de meeste stammen uit de jaren zestig, toen Kalocsay gepensioneerd was - blijkt dat de dokter meer zorgen had. Hij schreef samen met Gaston Waringhien, een Franse leraar die zijn beste vriend werd, een uitvoerige grammatica van de taal en een boek over de manier om gedichten te schrijven en in zijn eentje ook een aantal grammaticale studies. Bovendien maakte hij zich in de jaren zestig ook enorm en onbegrijpelijk kwaad maakt over een grammaticale kwestie. Er waren andere esperantisten die beweerden dat la pordo estis fermata ook kon betekenen dat de deur gesloten was (de 'atisten') werden ze genoemd), terwijl iedereen wist dat die zin betekende dat hij alleen kon betekende dat hij geslotenwerd. Waarom maakte dat verschil van mening Kalocsay zo kwaad? Je komt het uit de brieven niet echt te weten. Je kunt alleen speculeren. Hij nam de taal heel serieus, hij had een belangrijk deel van zijn leven aan die taal gewijd -- duizenden uren studeren, vertalen, schrijven. Hij was er een beetje bitter van geworden, er was niet veel van de taal terecht gekomen, en nu begonnen ze ook nog eens rare interpretaties te geven aan de zinnen. Je wordt er melancholiek van.

(Ooit hadden we het plan om de correspondentie tussen Waringhien en Kalocsay op internet uit te geven. Er is niet veel van gekomen, over melancholie gesproken, maar de aanzet staat er nog: hier.)

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.