Jean-Pierre Amette. La maîtresse de Brecht. Paris: Albin Michel, 2003.

In 1948 kwam Bertolt Brecht uit Amerika terug naar Duitsland -- of beter gezegd, naar de DDR. De autoriteiten waren blij met hem, maar tegelijkertijd vertrouwden ze die anarchist die zo lang in Hollywood had gewoond, niet helemaal. Een jonge actrice, die ook nog chantabel was omdat haar man en haar vader nazi's waren, krijgt de opdracht het met de dichter aan te leggen om hem zo te bespioneren. Volgens de achterflap is dit boek een 'méditation sur la vérité de l'art aux prises avec les mensonges politiques'. Dat suggereert dat het gaat over Brecht, maar eigenlijk is hij in dit boek niet meer dan een decorstuk die af en toe iets al dan niet dichterlijks zegt of zich aan het lichaam van het meisje vergrijpt. Maar zij is belangrijker, Maria, net als de Stasi-agent, Hans, die haar belangrijkste contact is. En het verhaal gaat volgens mij helemal niet over de waarheid van de kunst en/of de leugens van de politiek, maar over het volkomen onvermogen van mensen om elkaar te begrijpen: iedereen bespioneert iedereen en niemand weet iets van elkaar. Zelfs Maria en Hans weten uiteindelijk een belangrijk ding niet: dat ze van elkaar houden. Een mooi boekje.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.

Walt Whitman. Leaves of Grass. Grasbladen. Amsterdam: Em. Querido, 2005 (1855).

Raoul de Jong. Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden. Amsterdam: De Bezige Bij, 2020.