{P} Judith Koelemijer. Het zwijgen van Maria Zachea. Een ware familiegeschiedenis. Zutphen/Apeldoorn: Plataan, 2001. Het boek schijnt het goed te doen, en het is ook wel het soort boeken waar ik van houd (en waar men van houdt: in het voetspoor van Geert Mak): ware geschiedenis over 'gewone' mensen, dat wil zeggen mensen die nooit een boek schreven, een schilderij verfden, een grootse sportprestatie leverden. Ik heb het boek ook in een avond uitgelezen en me daarbij wel vermaakt en het een en ander opgestoken. Toch is het in sommige opzichten net niet wat het zou kunnen zijn. Het is soms een beetje flets. Judith Koelemeijer beschrijft het gezin van haar vader (die elf broers en zussen had), maar daarbij blijft ze zelf helemaal buiten beeld. En verder heeft de meerderheid van die mensen, het spijt me dat ik het zeggen moet, toch een enigszins saai leven geleid, met wel wat ergernisjes over vader en moeder, maar wel heel weinig drama. Ook de stijl is wel aardig en toegankelijk, maar nergens echt spetterend. "Een feest van herkenning" zegt 'Noord-Hollands Dagblad' op de flap. Dat zal het wel vooral zijn. Maar dit klinkt dan weer een beetje te negatief. Het is toch vooral ook een aardig boek, over de vorige generatie (Koelemijer is, net als ik, van 1967).
Paul Celan. Verzamelde gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 2003.
Met een vertaling van Ton Naaijkens. Dit is het verslag van een mislukking. Paul Celan is een groot dichter die ook in Nederland gerespecteerde liefhebbers heeft, en door een van hen, de hoogleraar Duits en vertaalwetenschap Ton Naaijkens, in het Nederlands is vertaald. Celans verhaal - dat van een Duitstalige Roemeense Jood die na de oorlog het Duits opnieuw moest uitvinden om een glimp de verschrikkingen op te kunnen schrijven - is indrukwekkend, en zijn Verzamelde gedichten zijn in het Nederlands ongehoord prachtig opgeschreven. Maar het boek ziet er ook uit als een brok geblakerd beton, en het is me niet gelukt om er doorheen te breken. Ik begrijp niet wat ik als lezer verondersteld wordt te doen met een gedicht als: Das umhergestossene Immer-Licht, lehmgelb, hinter Planetenhäupten Erfundene Blicke, Seh- narben, ins Raumschiff gekerbt, betteln im Erden- münder. (Het alle kanten op gestoten steeds licht, leemgeel, achter planetenhoofden. Bedachte blikken, kijk- krasse
Reacties